In Memoriam Broeder Maternus (Cornelis Adrianus Maria) Uijtdewilligen
Geboren te Nispen 26-09-1937
Ingetreden 25-07-1954
Ingekleed 14-02-1955
Eeuwige professie 15-02-1961
Overleden te Huijbergen 12-04-2020
Broeder Maternus , (Cornelis Adrianus Maria) Uijtdewilligen werd geboren te Nispen op 26 september 1937, in het gezin van vader Leonardus Petrus Uijtdewilligen en moeder Maria Carolina Gerarda Aerden. Hun gezin werd gezegend met 10 kinderen.Nog jong, pas 17, besloot hij te kiezen voor een leven als Broeder van Huijbergen, 25 juli 1954 werd hij aangenomen als kandidaat en een half jaar later ontving hij de kloosterkleding van de broeders en begon zijn noviciaatsperiode. Het is de tijd van wederopbouw, nieuwe hoop en grote verwachtingen. De oude vooroorlogse gebouwen zijn vervangen door het nieuwe Sint Marie. De Congregatie viert haar 100 jarig bestaan en maakt zich klaar voor een nieuwe eeuw. Het juvenaat telt meer dan honderd leerlingen en in Amstelveen wordt een nieuw broederhuis gebouwd en in Breda zelfs twee, eerst het Sint Jansklooster en enkele jaren later in Roland Holststraat.
Maar dat de vooroorlogse levenswijze niet zondermeer voortgezet kan worden is ook duidelijk, de constituties worden aangepast en als hij in 1961 zich met zijn eeuwige geloften aan de congregatie verbindt telt de grote rozenkrans van 15 tientjes er maar 7 meer. In de komende jaren zal er heel veel gaan veranderen. In de moeilijke jaren die hij meemaakt zal zijn devotie voor Maria een bron van troost en houvast geweest zijn. Hij draagt immers ook haar naam, evenals de parochie kerk waar hij gedoopt werd en de religieuze vroomheid van die tijd als kind in zich opnam. In zijn werk als koster, dat dikwijls een onderdeel vormde van het huishoudelijke pakket, kreeg hij de kans om zijn verering voor Maria te beleven met kaarsen en het feestelijk versieren van haar beeld.
Meer dan 40 jaar konden de broeders in Breda, (de kweekschool, het Sint Jansklooster en de Roland Holststraat) op hem rekenen, steeds zorgzaam voor de vitale onderdelen van het gemeenschapsleven, zoals de keuken, de tuin en de kapel. Hij hield van bloemen en planten. De tuin in het Sint Jansklooster te Breda zag er altijd keurig uit, waarbij hij niet schroomde hulp in te roepen van de nabijgelegen tuinbouwschool van broeder Marinus. Ook toen hij al in Huijbergen woonde genoten we mee van het terras dat hij dank zij de kwekerij “Het Hofke” kleurrijk hield, alhoewel zijn prijzige liefde voor orchideeën toch wat afgeremd moest worden.
Op vaste tijden had hij zo zijn vaste plaats aan de grote tafel bij het raam en kon dan zo maar uren naar buiten kijken, naar de tuin en de vogels. Waar wij niets bijzonders zagen zat hij in alle rust zo maar te genieten. Zorgzaam hield hij in de gaten of er genoeg water en voer was voor de vogels. De liefde voor zijn parkieten werd overigens slecht beantwoord, ze maakten van de gelegenheid gebruik om weg te vliegen of overleden. Dankbaarder was de kanarie die met hem meereed op z’n rollator en tot de laatste dag van zijn leven vrolijk zat te fluiten in de zon voor het raam op zijn ziekenkamer.
Alhoewel hij vooral verantwoordelijk was voor de huiselijk belangen van de broedergemeenschap was hij zeker geen huismus, integendeel. Hij fietste mee op de vakantietochten voor de leerlingen van de Sint Jansschool, en hielp br. Simon graag bij de zorg voor de jongens van het semi-internaat. Hij genoot van de vakantiereizen met medebroeders en kwam zo meerdere keren in Frankrijk, Duitsland en zelfs in Rome. Hij voelde zich thuis bij bejaarde en kwetsbare deelnemers aan de zonnebloemweken en reisde met hen mee in bus en boot. Jarenlang was hij hun trouwe assistent bij vele activiteiten.
Zijn contacten met leveranciers en winkels in de buurt waren niet alleen zakelijk, soms zelfs van een meer vertrouwelijke aard. Graag ging hij met broeder Herman Jozef mee boodschappen doen of fruit halen in de polder. Toen hij in 2007, nog maar pas in Huijbergen, de avondvierdaagse meeliep maakte hij onbevangen heel gemakkelijk contact. Hij stapte op mensen af, stak zijn hand uit en met een: “Ik ben broeder Kees” begon zomaar een gesprek.
Ook met zijn ziekte ging hij onbevangen vriendschappelijk om. In Breda wist hij dank zij een operatie en een vertrouwenwekkende begeleiding van de artsen te overleven, maar ook toen de doctoren enkele jaren later in Bergen op Zoom geen toekomst meer zagen, bleef hij vertrouwen dat het goed zou komen, en het kwam goed. Zelfs toen de doctor hem enkele dagen geleden vroeg of hij het leven nog leuk vond, kon hij antwoorden met een overtuigend “ja”. Hij hield van het leven, maar zijn ziekte was geen bedreigende vijand, waar tegen gestreden moest worden. Het was dan ook opvallend hoe vredig hij opgebaard lag.
Br. Maternus, onze Kees, kwetsbaar oud geworden, maar dankbaar voor de verplegende zorg die hij kreeg. Dankbaar was hij ook voor aangeboden hulp, zoals bij het ordenen van de nieuwe ringmap met vesperliederen. Ik hoor het hem nog zeggen, zomaar bij het passeren op de gang: “Wat zijn er toch veel goede broeders”. Ook wij zijn hem dankbaar voor zijn trouwe jarenlange inzet in het dagelijkse werk waar weinig openbare eer aan te behalen valt.
Dankbaar voor de liefdevolle zorg die hij vooral de laatste weken van onze verpleegsters en zorgzame medebroeders mocht ontvangen.
Ook danken we de Heer van alle leven, die hem riep om onze medebroeder te zijn, dat Hij hem nu op mag nemen met een onvoorwaardelijke liefde en hij van een eeuwige vredige rust mag genieten.
Dat het zo mag zijn.
br. bram 17 april 2020