In Memoriam broeder Reginald (Wilhelmus Hendrikus) Poelstra (1926 – 2021)

Geboren te Amsterdam …       04 – 11 – 1926

Ingetreden             …     …      17 – 01 – 1948

Eerste professie    …     ,,,      15 – 08 – 1949

Eeuwige professie   ..   …       15 -08 – 1952

Overleden te Huijbergen         18 – 01 – 2021

Begraven te Huijbergen op      23 – 01 – 2021

Hij werd geboren in het grote gezin van Harm Poelstra en Antonia Catharina van der Linden in Amsterdam, waar hij dezelfde dag nog gedoopt werd in de Nicolaas en Barbara Kerk. Het is hetzelfde jaar waarin onze broeders hun intrek nemen in de Pienemanstraat. Hij groeide op in dit gezin met tien kinderen waar in de moeilijke jaren dertig ook nog plaats was om een pleegkind op te nemen. Het open staan voor een ander heeft hij al vroeg in dat grote gezin meegekregen, geen wonder dat gastvrijheid steeds hoog in zijn vaandel stond. Hoe zijn eerste contacten met de broeders zijn verlopen weten we niet, maar volgens de puntenlijsten in ons archief volgt hij het juvenaat van 1939 – 1942. Hij maakt dan nog even kennis met het oude Sint Marie van voor de oorlog maar ook met de evacuatie, en kan door de oorlogsomstandigheden pas in juni 1948 zijn kweekschool opleiding afronden. Het was een tijd waarin steeds weer naar alternatieve mogelijkheden gezocht moest worden. Ook dat vermogen om alternatieven te vinden en te gebruiken is hem bijgebleven.
  Op 17 januari 1948, precies 73 jaar voor zijn overlijden, wordt hij ingeschreven als lid van de congregatie, na een half jaar oriëntatie als postulant volgt zijn noviciaat in het tijdelijk als noviciaat ingerichte landgoed Lievensberg te Bergen op Zoom. Samen met zijn één jaar oudere broer Herman legt hij in 1949 voor het eerst zijn geloften af en samen zullen ze deze bevestigen voor heel hun leven in 1952
Hij begint zijn actieve leven als broeder in Hulst aan een basisschool, verhuist na twee jaar naar Oosterhout en van daar, wederom na twee jaar naar Breda en breidt zijn bevoegdheid als onderwijzer intussen uit met diploma’s voor godsdienstonderwijs, gymnastiek, hoofdakte, handenarbeid. Als onderwijzer verbonden aan de St. Janschool in de Verbeetenstraat te Breda, waar hij faam verwierf met zijn blik-band, volgt hij een speciale studie voor het onderwijs aan kinderen met beperkte leermogelijkheden. Een studie die hij later uit zal uitbreiden met een opleiding pedagogie aan het Hoogveld Instituut in Nijmegen.
Het was 1958 toen hij, na een reis van de broeders naar de Expo, de wereldtentoonstelling in Brussel, bij de Volksabdij uit de bus stapte om zijn taak te beginnen als directeur van het LTS internaat dat zich in een moeilijke situatie bevond. Geïnspireerd door het ideaal van de Volksabdij als “een huis waar plaats is voor velen”, en met enkele broeders en veel toegewijde medewerkers kon een klimaat geschapen worden waar jongens met bijzondere eigenschappen en achtergronden een goede basis hebben kunnen leggen voor hun toekomst..

Van 1963 tot zijn verkiezing als algemene overste 1969 combineert hij deze functie met een taak als raadslid van het hoofdbestuur. Als hij in 1969 tot algemene overste gekozen wordt is er veel gaande in de wereld van de religieuzen. Tijdens zijn twee ambtstermijnen werden in Nederland zeven huizen gesloten, waaronder nieuwe communiteiten die bedoeld waren om beter in te spelen op de behoeften van die tijd, zoals Werkenrode bij Groesbeek, Middelburg en Hellevoetsluis. In Brazilië werd Goiânia (1974) verlaten en in Indonesië vertrokken de broeders uit Nyarumkop (1979), Sanggau (1978) en Banjarmasin (1980).

Veel heeft hij zien verdwijnen, het deed pijn maar het zuiverde hem en bracht hem dichter bij wat echt en menselijk was. Het ging hem niet om de show en de buitenkant, perfectie benauwde hem. Hij hield van de Congregatie en het deed hem pijn dat jonge broeders een rituele begrafenis van de Congregatie organiseerden, het deed hem pijn dat steeds meer broeders een verzoek tot ontslag van hun geloften indienden. Hij hield van de Congregatie en heeft zijn leven lang uitdrukkelijk gekozen voor het behoud van haar Franciscaanse identiteit en zelfstandigheid.

“Wat we zelf kunnen doen moeten we zo lang mogelijk blíjven doen”, was een van zijn bekende uitspraken. Enthousiast steunde hij de herinrichting van het museum waar toen ook de congregatie een plaats kreeg.  Het ging hem daarbij zeker óók om kernwaarden zoals dienstbaar, eenvoudig, gastvrij en broederlijk zijn. Het waren immers de waarden die hij zelf ook belichaamde. Met een hoge uitzondering kon een broeder toestemming krijgen om alleen buiten een broedergemeenschap te gaan wonen. Hij leefde mee met de moeilijkheden van anderen, o.a. de broeders die met een nieuwe communiteit in Merauke begonnen. Regelmatig kwam hij om een briefje voor hen te laten vertalen. Hij stopte het je toe en je wist wat er moest gebeuren. Ook veel familieleden hebben dierbare herinnering aan zijn oprechte manier van meeleven. Wat hij schreef was geen vrome praat maar een bemoedigend verhaal uit zijn eigen ervaring. Soms had hij geen woorden nodig, een knikje of een opgestoken duim zeiden meer dan mooie woorden. Bovendien kon hij daarmee een expliciete uiting van zijn gevoelens voorkomen, want daar wist hij niet goed raad mee. Na zijn ambtsperiode keerde hij terug naar de Volksabdij waar het schoolinternaat gesloten werd en in samenwerking met de brs. Camillus en Paschalis en vele anderen een bezinningscentrum ontstond. Ook dan is het ideaal “een huis te zijn voor velen”, een inspiratie die hem energie geeft om de vele, o.a. financiële moeilijkheden te overwinnen. Het werd een open communiteit waar gasten en familie zich welkom voelden. Hij kon ruimte scheppen en meerdere medebroeders nieuwe kansen geven, alhoewel het hem niet belette zo nu en dan met een humoristische opmerking een kanttekening te maken als hij het ergens niet mee eens was. De verhalen die hij schreef onder het pseudoniem “De voorbijganger” kunnen daar van getuigen. Het rekening houden met een ander zat hem in de genen. Hij wees me erop dat je kopjes het best in het midden van de bak kunt zetten, dan hoeft iemand die na jou komt er niet overheen te reiken om zijn kopjes kwijt te kunnen, en daarom zet je de gebruikte messen en vorken het best in de achterste bakjes, dan hou je rekening met een ander. Onachtzaamheid voor deze kleine attenties zag hij gebeuren met een bepaalde verbetenheid die ook meeklonk in woorden als “onvoorstelbaar”, en “daar snap ik niets van”. Hij kon dan zo pertinent zijn dat er weinig ruimte meer bleef voor dialoog. Onomwonden maakte hij duidelijk wat zijn wensen waren, zeker als het ging om dienstbaarheid of een eenvoudige levensstijl, maar ook als het ging om de temperatuur van zijn cognacje. Zo was hij ook. 
Hij zag het oude Sint Marie in zijn volle glorie en als ruïne, hij zag het nieuwe Sint Marie herrijzen en besloot mede tot haar verkoop. Hij luisterde naar de idealen van jonge zoekende broeders en zag hen teleurgesteld vertrekken. Hij is die menselijke realiteit nooit uit het oog verloren en toch blijven geloven in toekomst. Zoals onlangs nog, als de communiteit geluisterd heeft naar de plannen over een toekomstige samenwerking met de leefgemeenschap De Huijberg geeft ook hij zijn mening, kort en duidelijk: “Dit gaat over geloof, hoop en liefde, doorgaan!” Ook de realiteit van zijn naderende dood heeft hij erkend en zich daar op afgestemd. Br. Huub gaat hem helpen met selecteren van wat weg kan en wat belangrijk is om te bewaren. Voor het archief krijg ik een map met documenten. Het blijken stukken te zijn van het algemeen kapittel 2017 met “Hoopvol de toekomst tegemoet” als hoofdthema. Dat vond hij blijkbaar belangrijk om door te geven.
Dankbaar kijken we terug op het leven van deze mooie mens, deze broer en oom, onze medebroeder Reginald. Dat hij nu opgenomen mag worden in dat Vaderhuis waar altijd plaats zal zijn voor velen, verenigd met een God die hij beleefde als zijn bron van de liefde en de hoop die hij doorgaf aan ons en vele anderen, want ook in zijn hart was plaats voor velen.