Huijbergen
02-04-2010

Beste medebroeders,

Terwijl de lente de verborgen levenskrachten om ons heen aan het licht brengt, geven we bezinnend en vierend aandacht aan de grensoverschrijdende vitaliteit van ons menselijk bestaan. De liturgie helpt ons met haar symbolen van water, licht en donker, om terug te zien op ons eigen leven, en naar onze eigen toekomst, waar dood en leven ons wachten, tegemoet te gaan. Wie geleefd heeft voor een ander, dienstbaar en vergevingsgezind, oprecht en moedig zoals Jezus dat gedaan heeft, kan niet teniet gedaan worden. Hij geeft zichzelf en leeft verder in al degenen die deel aan hem hebben. Hij is een levengevende energie geworden die mensen aanstuurt zich zo menselijk mogelijk te ontwikkelen.

Onze gemeenschappen zijn bedoeld om deze levengevende energie op onze eigen wijze, persoonlijk en gemeenschappelijk, in onze wijze van leven en werken, tot welzijn van onszelf en van anderen, een menselijke gestalte te geven. We weten uit ervaring hoe onze communiteiten levengevend kunnen zijn maar zeker ook levenslopend. We kunnen een steun, maar ook een bron van verlammende energie worden voor elkaar. Lijden aan onszelf en lijden aan elkaar zijn daarmee onlosmakelijk verbonden. De mate waarin we iemand waarderen is bepalend voor onze bereidheid om voor / aan hem te lijden. De mate waarin we elkaar tot last mogen zijn toont dan ook de mate waarin we elkaar waarderen, en deze maat is weer bepalend voor de vitaliteit die we aan elkaar doorgeven. Jezus is in zijn lijden onmenselijk ver gegaan, waarin zijn onvoorwaardelijke waardering voor ons en de grenzenloze vitaliteit die Hij door wil geven, aan het licht komen.

Tot op vandaag zet onze congregatie zich in voor de toekomst van anderen en daarbij proberen we oprecht prioriteit te geven aan hen die de minste kansen hebben om zich te ontplooien. De kwetsbaarheid van de medemens is in onze traditie bepalend voor de waarde die we hem toekennen. Hoe zwakker iemand is des te meer we voor hem overhebben, des te meer we ons voor hem inzetten. Dat is de richting die onze voorgangers meer dan 150 jaar aan de congregatie gegeven hebben.

Het valt dan ook diep te betreuren dat een aantal mensen in hun jeugd, mede door toedoen van onze medebroeders, zich miskent en zelfs misbruikt hebben gevoeld. Bij het ontvangen van deze berichten, die me zowel direct als indirect bereiken, voel ik me beschaamd en erg te kort schieten bij het aanbieden van verjaarde excuses. Als congregatie lijden we nu aan de onmacht om aan onze eens gestelde idealen van respectvolle en zorgzame dienstbaarheid te beantwoorden. Alhoewel de hoos van berichten en emoties de waarheid geen goed doet, mag dat geen aanleiding zijn ons af te schermen voor een aantal betreurenswaardige feiten.

De erkenning van onze eigen broosheid enerzijds en de levengevende invloed van Jezus in ons, kan een bekering worden die ons zowel dichter bij onszelf alsook dichter bij God brengt. Deze bekering, die leidt tot grotere deemoed, een dieper vreugdevol geloof en een respectvoller benaderen van kwetsbare mensen, wens ik ons allen van harte toe voor de komende paasdagen.

br. bram