Laten we even proberen de drukte van een gecommercialiseerde kerstmis aan ons voorbij te laten gaan; de kerstkaarten, ontroerende kooroptredens en zelfs de verzorgde liturgische vieringen even laten voor wat ze zijn, nl. uitdrukking van een oud geloof in een God die mensen tegemoet komt. Een God die kind wil zijn, weerloos en veilig voor dier en mens; een God die mens als wij wil zijn, zich laat dragen door de aarde en leeft op het ritme van onze adem, geven en binnenlaten.
Weerloos als een pasgeboren kind dat kwetsbaar en woordeloos uitnodigt tot tederheid en vrede, wat voor een God is dat? Een God die geen afstand schept maar overbrugt, die spreekt met een gezag dat geen behoefte heeft aan een neerbuigende gehoorzaamheid, maar een gezag dat opwekt tot ontplooiing en inzicht geeft in wat een mens waard is in de ogen van zijn schepper. Een God die kind wil zijn heeft zoveel vertrouwen in mensen dat hij van hen kinderlijk afhankelijk wil zijn.
Wat is het voor een God die zich identificeert met mensen, met hun grenzeloos verlangen en hun lijden aan elkaar? Het moet een God zijn die weten wil wat er in mensen om kan gaan en daar “weet van wil hebben”; geen droom, geen breuk kan hem meer ontgaan, alles wat menselijk is gaat hem aan.
Wat doen wij als zo een God ons tegemoet komt? Het is niet nodig om te blijven vragen “Kom Heer Jezus”, want hij komt gewoon, of we het nu vragen of niet. Maar de vraag is of wij voor hem bereikbaar zijn. Gewenning, de logica van onze interpretaties en een uit teleurstelling geboren scepsis kunnen ons onbereikbaar maken voor die onvoorstelbare toenadering van deze God. Maar hoe helend kan het zijn om ontvankelijk te blijven voor zijn komst, hoe weldadig om onszelf binnen zijn bereik te mogen ontwikkelen.
Hij verenigt mens en God zodat ze nooit meer tegen elkaar kunnen worden uitgespeeld (Hans Küng). Mensen opofferen omwille van deze God is een fatale vergissing, en deze God loslaten om meer je zelf te kunnen zijn kan hooguit goed doen in een bepaalde groeifase. Hij laat je weten dat je, hoe eenzaam je jezelf ook voelt, nooit vergeten bent; dat je, schuilend achter mooie woorden, naam en dingen, voor hem nooit onvindbaar of onverstaanbaar bent. Hij laat je weten dat je in overgave meer tot je recht komt dan in je gelijk, je recht en je prestaties.
Het zou mooi zijn als we, om een beeld van Paus J.P.II uit 1980 te gebruiken, weer gaan ademen met twee longen. De long van ons geloof waarmee we energie en liefde binnen krijgen en haat en hopeloosheid uitademen, en de long van onze realiteit (tijd en plaats) waarmee we mede-mens worden, meelevend en meegaand en uitademend vrees voor eigen belang en de vrees voor elkaar loslaten. Dat deze levensadem ons mag doen groeien in dankbaarheid voor elkaar en in dankbaarheid voor de talloze mogelijkheden die de schepping ons als medemens te bieden heeft.
Dit wens ik ons allen van harte toe.