In de overwegingen ter voorbereiding op Pasen klinken woorden als ‘offer’, ‘ontlediging’, ‘zelfverloochening’, ‘verlossing’ en ‘dienst-baarheid’. In een klimaat waar het belang van de individuele persoon steeds verder naar de eerste plaats schuift, is geen plaats meer voor de terugtrekkende beweging waarmee aan het belang van anderen voorrang wordt verleend.

Het is een uitdaging om de inhoud van deze oude woorden te hertalen.

Allereerst wil ik geloven dat het, ondanks de associaties met verdrukking, gaat om een ontplooiing van menselijke mogelijkheden naar het model van Jezus. Het centrum van Zijn aandacht lag niet in zijn eigen belang maar in de belangen van anderen. Alleen de liefde is in staat het zwaartepunt te verplaatsen van onszelf naar een ander. Deze beweging kan er uitzien als een offer of als zelfverloochening maar, als authentieke vrucht van de liefde, is het een bewijs van de mooiste menselijke potenties die we hebben, nl. het vermogen om lief te hebben. Jammer genoeg kan het zijn dat we onszelf, omwille van opgelegde belangen, hebben moeten forceren tot offers en dienstbaarheid waar we van binnen nog niet aan toe waren, waardoor we de indruk kregen aan onze ontplooiing te kort te doen.

Sprekend over menselijke ontplooiing volgens het model van Jezus, gaat het juist om deze binnenkant, nl. het vermogen om lief te hebben, dat de diepste voldoening geeft en daarom ook de uiteindelijke maatstaf van onze menselijkheid is.

Deze verklaring roept als schaduw evenwel meteen een tweevoudige onmacht op, nl. onze onmacht om liefde te ontvangen en onze onmacht om liefde te geven, in de voor ons bekende geloofstaal wordt deze onmacht ‘zonde’ genoemd. Onze eigen belangen liggen op de voorgrond en belemmeren daarmee onze openheid om liefde te ontvangen en om liefde te geven.

De erkenning van onze onmacht, de momenten dat we verlegen kunnen zijn met onszelf, momenten waarop van zelfvoldaanheid geen sprake meer is, kunnen ons ontvankelijk maken voor de overweldigende ervaring van Zijn waardering. Het zou deze ervaring kunnen zijn die Franciscus in de periode van zijn bekering, tot huilens toe bewoog.

Hij zag dat hij niet meer bij machte was om aan de verwachtingen van zijn ouders te voldoen, zijn vrienden wisten geen raad meer met hem en voor zichzelf was hij een raadsel geworden, en dan, in de buurt van het Portiuncula kerkje, het lijden van Jezus overwegend, wordt hem duidelijk dat hij het waard is om bemind te worden. De tranen stromen onweerstaanbaar uit zijn ogen, niet vanwege de puinhoop die zijn leven, in zijn ogen, geworden is, maar dat hij met deze puinhoop al dit lijden, al die liefde waard was in Gods ogen. Hij is er zo door ontdaan dat een voorbijganger die vraagt waarom hij huilt, ook onder de indruk komt en samen lopen ze huilend verder. Dank zij de ervaring dat hij, hoe dan ook van belang is, hervindt Franciscus zijn eigenlijke waarde, nl. de waardering die zijn schepper voor hem heeft.

Deze menselijke ervaring kan in tal van gradaties iedereen, en ook ons overkomen. Hoe dan ook, zonder acht te slaan op onze schaduw kanten, zonder voorwaarden, aanvaardt Hij wie we zijn. Het is onze onmacht om in deze liefde te geloven, onze onmacht om onszelf op deze menselijk onmogelijke wijze te laten liefhebben, die de ontdekking ervan in de weg staat. Maar het besef dat we, hoe dan ook, niet in Zijn ongenade kunnen vallen, maakt het mogelijk onze broosheid onder ogen te zien en te erkennen, en door deze erkenning kan Zijn waardering ons zelfvertrouwen herstellen en nieuwe energie geven.

Onze tekorten kunnen ons ontvankelijk maken voor de waardering die Hij voor ons heeft, Zijn waardering herstelt ons zelfvertrouwen, geeft een nieuwe basis aan ons gevoel voor veiligheid en kan daarom de behoefte aan een gesloten en afwerende houding naar anderen aanmerkelijk doen verzwakken. Met andere woorden, de gelovige ervaring van Zijn onvoorstelbare liefde stelt ons in staat bevestigend open staan voor anderen met al hun eigenaardigheden.

Terwijl het zwaarte punt van ons eigenbelang verschuift naar de belangen van anderen ontplooien we in onszelf de mooiste menselijke potentie, namelijk het vermogen om lief te hebben. Niemand is te oud om liefde te ontvangen en te geven, hoe moeilijker dit wordt hoe groter het gevaar dat we als mens al gestorven zijn voor we dood gaan.

Van harte wensen we iedereen de ontvankelijkheid toe voor zijn mateloze liefde.

br. bram